galerie Willy Schoots: Langzame Beelden in een Snelle Tijd (solo)

de presentatie langzame beelden in een snelle tijd van willem harbers, omvat een indrukwekkend overzicht van zijn oeuvre, ontstaan tussen 2007-2011.

In nauwe samenwerking met Willem Harbers en Roland Janssen, is er voor een bijzondere samenstelling en opzet gekozen, die de bezoeker de mogelijkheid biedt over de schouder van de beeldhouwer mee te kijken en inzicht te krijgen in zijn overwegingen bij het maken van zijn beelden. Door de vele tentoongestelde werken, zijn de beweegredenen -vanuit het ene werk het andere te ontwikkelen -navolgbaar en invoelbaar.

Tegelijk met de tentoonstelling ziet ook de catalogus langzame beelden in een snelle tijd het licht. Daarin de weerslag van een uitgebreid gesprek dat Peter Henk Steenhuis, schrijver en publicist, met Willem voerde. Veel van de gepresenteerde werken worden zo in de catalogus onder handen genomen. Steenhuis wist als geen ander het onderste bij Willem Harbers boven te halen en in klare taal te verwoorden; Van Moby Dick en duikboten tot parelmoer en poedercoatings.

De tentoonstelling wordt geopend op zondag 10 april 2011 om 16.00 uur, door Willem Harbers, met een korte toelichting op zijn recente werk.

Het team van Galerie Willy Schoots en Willem Harbers hopen u bij deze gelegenheid te mogen verwelkomen.

10.04.2011 – 14.05.2011

Galerie Willy Schoots International modern and contemporary Art

Willemstraat 27, 5611 HB Eindhoven T 040-244 97 05

langzame beelden in en snelle tijd

uitnodiging Langzame Beelden in een Snelle Tijd

catalogus

catalogus bij de tentoonstelling

Trouw artikel krant

Artikel in Trouw; Langzame Beelden in een Snelle Tijd

 

 

 

 

 

 

 

 

Langzame beelden in een snelle tijd
De volledige tekst uit de catalogus door Henk Steenhuis.

 

In de auto, op weg naar een tentoonstelling van Willem Harbers, proberen we woorden te vinden die zijn beeldhouwwerken zouden kunnen kenmerken. We komen op  authenticiteit & uniciteit, kwaliteit & genieten, inhoud & diepgang, onthaasting & balans. Prachtige begrippen, maar ook gevaarlijke begrippen want ze worden al snel hol en inhoudsloos. Wie wil er niet genieten, wie streeft er geen kwaliteit na, is niet op zoek naar inhoud, diepgang en balans? Is het mogelijk deze wensdroom handen en voeten te geven? Concreet te maken? En kan de kunst daar een rol bij spelen?

“Ja,” zegt Willem Harbers, “Een beeldhouwer is per definitie langzaam, het materiaal waar hij mee werkt is langzaam, en de toeschouwer kan er eigenlijk alleen van genieten als hij of zij een tijd bij een beeld blijft staan, erom heen loopt, zijn pas vertraagt, het van alle kanten bekijkt, oftewel: langzaam wordt.”

Om uit te leggen waarom een beeldhouwer een langzame kunstenaar is, maakt Harbers een vergelijking met de tekenaar. “Wil je leren tekenen dan kun je op een avond tijdens een cursus vijftig houtskoolschetsjes maken. Dat zijn vijftig producten. Als ik keihard werk, maak ik tien beelden per jaar.”

Harbers is ooit begonnen als keramist: in 1994 won hij de prijsvraag voor jonge kunstenaars van het Keramisch Centrum in Den Bosch. “Klei is langzaam materiaal. Dat komt doordat klei geheugen heeft.  Als je klei niet vanaf het begin gelijkmatig verdeelt, hier eerst wat harder drukt en daar eerst wat zachter, dan komt het beeld als een bubbelbaan uit de oven. Want in de oven zet uit wat jij ingedrukt hebt, deukt in wat jij gladgestreken hebt. Wie in het begin een fout maakt, ziet die fout pas terug als het beeld uit de oven komt. Wil je met klei werken, dan moet je al met nadenken beginnen als je het brok klei uit het plastic haalt.”

 

Je werkt de laatste jaren vooral met staal en steen. Zijn dat niet nog veel tragere materialen?

“Marmer is gemetamorfeerde kalksteen. Dat is heel bijzonder, kalksteen is namelijk zacht. Onder grote druk is marmer in de loop der millennia gemetamorfoseerd in een harde steensoort. Het materiaal zelf is nog veel langzamer dan klei.

Een startstipendium van het Fonds BKVB stelde mij in staat een jaar in Carrara te werken, de marmergroeven. Daardoor kon ik alle mogelijkheden van marmer ontdekken en dat kost veel tijd. Je moet een goede steen leren kiezen. Om dat te kunnen moet je het verschil leren zien tussen een ader of het begin van een barst in het brok marmer waarmee je wil gaan werken.

Vervolgens moet je het marmer natuurlijk geduldig bewerken. Kun je bij klei nog probéren iets glad te strijken, wat je er bij marmer af hebt gehakt, is definitief weg.”

 

Langzaam materiaal past bij een geduldige kunstenaar?

“Die vraag stellen cursisten mij ook vaak. Wie met zulk hard materiaal werkt, wie zulke onherstelbare fouten kan maken, moet wel een enorm geduldig zijn. Integendeel. ‘Je moet enorm ongeduldig zijn,’ antwoord ik die cursisten, ‘anders komt je werk nooit af’. Als je als beeldhouwer geduldig bent heb je geen carrière.

Je moet ongeduldig zijn maar de boel wel in de hand houden. Dat kan nauwelijks samengaan. Dat betekent: hard werken. Voor beeldhouwen geldt bij uitstek het cliché: wie snel wil zijn, moet eerst gaan zitten. Je moet eerst een plan maken, je beeld uitdenken, schetsen maken. Vanaf het begin van je werk moet je een pas op de plaats maken, vertragen. Pas daarna kun je opstaan en echt aan het werk gaan.”

Een aantal jaar geleden bestond het werk van Harbers vooral uit wit marmer, daarna deden ook kleuren hun intrede en andere materialen. In een werk als Monochronique uit 2009 zit veel hout, veel staal en nog maar een stompje marmer. Maar zover zijn we nog niet, we zijn net aangekomen bij de tentoonstelling, en staan nu naast de Gyroclaaf LG1 een zeeblauw beeld uit 2007, dat bestaat uit staal, marmer en poedercoating.

 

Gyrocaalf LG1 Parijs

     Gyroclaaf LG1

 

 

 

 

 

 

De twee marmeren blokken trekken alle aandacht naar zich toe. Het lijken cilinders. Maar wat doen die in dit staal? Worden deze marmeren cilinders misschien opgeladen, zoals bij een accuboormachine? Of zuigt dit stalen apparaat de energie uit de stenen?

Harbers: “Door de suggestie dat er iets wordt opgeladen of  juist ontladen, krijg je als kijker het idee dat er een rondgang van energie plaatsvindt. De energiecentrale zou dan het grote stalen reservoir of compartiment boven de marmeren cilinders zijn.”

 

Is het van belang dat die cilinders van marmer zijn?

“Of ik die cilinders ook van hout had kunnen maken? Nee, onmogelijk, het gaat om het massieve van de steen, daar komt de energie uit, of daar moet de energie in. Ik ken die stenen, daarin gebeurt het, zij vormen de kern van dit gesloten systeem.”

 

We hebben het over een rondgang van energie, kan dat ook warmte zijn?

“Zeker. Steen heeft een andere temperatuur dan staal. Steen is kouder, althans in de winter.”

 

In de zomer kan steen warmte opnemen.

“Dan kijken we nu naar een energiecentrale, die in de winter warmte aan de stenen afgeeft en in de zomer juist warmte uit de cilinders zuigt.”

 

Misschien is dit dan de zomerse variant, want de kleur blauw van het staal suggereert koude, alsof het compartiment nu de warmte uit de stenen zuigt.

“De kleur speelt ook mee in de interpretatie van een beeld.”

 

En de poedercoating, het materiaal waarmee het beeld gespoten is?

“Poedercoating wordt veel gebruikt om industriële producten te beschermen en van kleur te voorzien. Dankzij een elektrisch proces wordt je beeld of product magnetisch geladen, waarna het poeder erop gespoten wordt. In de oven smelt het poeder en vloeit uit. Het is veel milieuvriendelijker dan natlak omdat de poeder die naast het beeld valt, gewoon kan worden opgeveegd.”

 

De kunstenaar is nu ineens milieubewust.

“Het kan geen kwaad rekening te houden met het milieu. Maar de belangrijkste reden dat ik hier poedercoating gebruik is de technische uitstraling ervan. Deze beelden doen onmiskenbaar denken aan machines, aan vormen uit de industrie, die men zeker niet met natlak zal spuiten.”

 

 Die verfsoorten gebruik je wel?

“Ik zal het je laten zien.”

 

Ahab

Ahab

 

 

 

 

 

 

We lopen naar een wit beeld, dat me onmiddellijk doet denken aan een duikboot, met twee vleugelmoeren aan de uiteinden.

Harbers: “Ik houd van dikke boeken, waarin je tijden aan het lezen bent. Ze begeleiden zo het proces van het maken van een eigen beeldend werk, nemen dezelfde tijdsspanne. De Toverberg van Thomas Mann bijvoorbeeld, of Moby Dick van Melville.”

 

Komt daar de naam Ahab niet vandaan?

“In Moby Dick van Herman Melville is het kapitein Ahab die jacht maakt op de grote mysterieuze witte walvis, die hem ooit een been heeft afgebeten.

Ik ben altijd gefascineerd geweest door wit. Na de kunstacademie in Rotterdam heb ik er bewust voor gekozen om naar de Rietveld Academie in Amsterdam te gaan. Daar heb ik heel veel met wit gewerkt, dat is voor een beeldhouwer klassiek, academisch. Wit gaat over vorm, over het absorberen en weerkaatsen van licht. Ik vond het dan ook geweldig dat ik na mijn studie een jaar kon werken met het beste, witste marmer dat er bestaat.

Later ben ik ook kleur gaan gebruiken, zoals heel duidelijk te zien is in het beeld Tronix Classic uit 2008, een tamelijk hoogrood beeld. Het staat verderop.”

 

Daar komen we straks. Ik wil nog meer weten over deze witte Ahab.

“Goed. Voor een beeldhouwer die veel werkt in wit marmer, staat er in Moby Dick een prachtig hoofdstuk. Ik heb het boek meegenomen en zal je, uit de vertaling van Barber van de Pol, een stukje voorlezen:

“Al verhoogt wit bij veel in de natuur op een verfijnde manier de schoonheid, alsof het er een bijzondere deugd van zichzelf in legt, zie bijvoorbeeld marmer, Japanse kwee en parels, en al hebben verschillende landen het wit een Koninklijke verhevenheid toegedicht,”

– en dan komen er nog twintig voorbeelden over het superieure van de het wit, dat sla ik nu even over en ga een bladzijde verderop weer verder –

“ondanks deze berg aan associaties met alles wat zoet, eerbaar en verheven is, zit in de diepste kern van deze kleur iets ongrijpbaars, dat de ziel meer met paniek slaat dan het rood dat afschrikt in bloed. Het is deze ongrijpbare eigenschap die maakt dat de gedachte aan wit, indien losgemaakt van vriendelijker associaties en gekoppeld aan iets op zichzelf vreselijks, dat vreselijke tot het uiterste verhoogt.”

 

Ben je het eens met wat Melville schrijft?

“Dat is onbelangrijk, nee, niet onbelangrijk, maar dat is aan de kijker om uit te zoeken. Voor mij was spannend dat Melville alle clichés over  “de kleur wit” op zijn kop zet, en een heel andere associatie aan die kleur toevoegt. Die associatie wilde ik onderzoeken, daarom ben ik dit beeld gaan maken, daarom heb ik het wit van het marmer – dat je ziet in wat jij de vleugels van het beeld noemt – hier laten contrasteren met het wit van de lak. Maar nu had ik juist behoefte aan een heel intens wit. En die intensiteit bereik je wel met lak, die je in lagen over elkaar heen kunt spuiten, en niet met poedercoating. Vandaar dat ik hier gekozen heb voor lak.”

 

Moeten kijkers dit weten om jouw werk te kunnen waarderen?

“Zeker niet. Om deze vraag te beantwoorden maak ik even een kleine omweg.

Afgelopen jaren ben ik er ook achtergekomen dat bepaalde eigenschappen van een bepaald materiaal niet bij mij passen, of niet méér bij mij passen. Een bekende, schitterende eigenschap van marmer is dat het, in heel dunne lagen, licht doorlaat. Beeldhouwers hebben daar eindeloos mee gewerkt – ik ook. Maar gaandeweg de jaren ontdekte ik dat die dunne plakken marmer niet bij mij passen. Ik werk liever met dikkere stukken marmer, staal, en klei, materiaal uit de aarde dat door en door is, en dat geen eigenschappen verkrijgt door gekunstelde toepassingen.

Als ik tegenwoordig ander materiaal gebruik, bijvoorbeeld plastic, dan benadruk ik dat door te overdrijven, door het gekunstelde er duimendik op te leggen. Kijk naar de plastieken dopjes bij Ahab, die stalen pijpjes afsluiten, dat zijn toch net dopjes van stoelpoten? Ook bij andere beelden laat ik de constructie altijd zien: de klinknagels, de dopmoeren, de inscripties in het staal, nummeringen bij een lasbocht, de slijpsporen. Als ik mijn beelden laat spuiten, gaan spuiters ervan uit dat ze die kleine oneffenheden weg moeten halen. ‘Alsjeblieft niet,’ zeg ik dan. ‘Wat imperfect is moet imperfect blijven. Dat is echt, imperfectie is nooit na te bootsen.’

Nu vroeg jij of de toeschouwer op de hoogte moet zijn van al deze technische eigenschappen van materiaal. Nee, juist niet. Uiteindelijk gaat het er namelijk om dat je niet naar een technisch hoogstandje kijkt, maar naar een beeld. Zolang de toeschouwer zegt: ‘knap gemaakt,’ ben je er nog niet, mist het werk nog iets. Toeschouwers moeten niet praten over techniek maar over wat ze zien, over wat jij te zeggen hebt.”

 

Ik kan me voorstellen dat sommige ambachtslieden eerder het vakmanschap van jouw kunst inzien.

“Maar die begrijpen dan weer niet waarom ik dit fabriceer. Waarom maak je niet iets nuttigs?”

 

Dit werk is niet nuttig?

“Men vraagt mij wel eens wat ik een fijne reactie vind van toeschouwers. Ik heb een keer met een vrouw staan praten, die heel lang bleef staan bij de ‘Introscoop’.

 

introscoop lege achtergrond 2 staand

     Introscoop

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik was toevallig in de galerie waar het beeld stond. Omdat die vrouw maar bleef kijken – ik denk wel een kwartier – ben ik op een gegeven moment op haar afgestapt: ‘Vindt u ‘t wat?’ Ik zei er niet bij dat ik de maker was, dat vond ik te ijdel.

‘Weet u,’ antwoordde zij, ‘ik heb het gevoel, dat ik weer kan ademen.’ Van alle reacties die ik op mijn beelden gehad heb, is deze de meest complimenteuze.”

 

Waarom?

“Dat is moeilijk, maar het gaat wel over de kern van mijn werk. Laat ik daarom een poging doen. Wij leven in een snelle tijd. Daar klaag ik niet over, ik veroordeel die snelheid niet, ik geniet er vaak van.

Die snelheid is een regelrecht gevolg van de industriële revolutie. Kijk even naar de marmergroeves in Carrara. Daar wordt nu 2000 jaar marmer gewonnen, en dat ging 1900 jaar ongeveer op dezelfde wijze: met hamers en beitels werden er brokken van de berg gehouwen, met paard en wagen werd het gewonnen marmer naar beneden gebracht. Afgelopen eeuw heeft de ene machine na de andere er zijn intrede gedaan. Het afgraven gaat nu sneller en efficiënter: in de afgelopen honderd jaar is er meer marmer gewonnen dan in de negentien eeuwen daarvoor.

Het is moeilijk te ontkennen dat deze snelheid gehaastheid met zich meebrengt. Mijn beelden doen vaak denken aan machines, maar het zijn geen machines die ons leven versnellen maar juist vertragen. Het zijn stilstaande machines. Het kan goed zijn dat de reactie van deze vrouw een gevolg was van een vertraging in haar, van een zekere introspectie.”

 

De titel van het werk is ‘Introscoop.’

“Deze telescoop kijkt niet naar het heelal maar naar binnen. En wie tijd neemt om naar binnen te kijken vertraagt.  Die vertraging was voor mij de kern van het compliment dat die vrouw mij gaf. Ik vraag tijd van toeschouwers. Ik vraag mijn toeschouwers zich in te zetten. Niet voor mij, voor zichzelf. Als ze zich inzetten, zullen ze vertragen, met als gevolg dat ze weer kunnen ademen. Dat is het compliment van die vrouw: zij gaf mijn werk tijd en aandacht. ”

 

En ze kon daarna weer ademen. Lijkt me toch nuttig.

“Ook stilstaande machines kunnen nuttig zijn.”

 In de verte, aan het einde van de zaal, staat een opstelling die mij al vanaf het moment dat we de zaal inliepen aantrekt, een soort laboratorium. Voor we daarnaar toe lopen, staan we eerst nog stil bij Monochronique uit 2009, waar Harbers eerder over sprak. In dit opvallend gekleurde werk is nog maar een stompje marmer zichtbaar.

 

2009-05-01-12-03-12-00-l-Bmonochronique-2

     Monochronique

 

 

 

 

 

Harbers: “In dit beeld heb ik voor het eerst veel hout gebruikt. Ten eerste omdat ik deze gedraaide vormen heel moeilijk van steen kan maken, maar ook omdat hout toch een andere gevoelswaarde heeft. Dat hoor je ook in de reacties die ik op dit beeld krijg: beschermend, mededogen, zacht.”

 

Monochronique. De titel doet denken aan monochroom, maar ook aan een chroniquer, die een verhaal vertelt. Welk verhaal is dat?

“Ik houd geregeld lezingen over marmer, de winning van marmer en mijn eigen ervaringen met marmer. Bij een van mijn laatste lezingen liet ik dit beeld zien als voorbeeld van recent werk. “Jij kunt wel spannend vertellen over marmer,” zei toen iemand, “maar in je eigen werk gebruik je steeds minder marmer. In Monochronique is het nog maar een stompje marmer!”

Het is waar, zei ik, dat hier in kwantiteit nog maar weinig marmer aanwezig is, maar het belang van dit stompje is enorm. Zonder dat stompje zou het beeld volkomen anders zijn. Het gaat niet om de hoeveelheid maar om de betekenis van het marmer in mijn werk.

Daarnaast moet ik toegeven dat het materiaal altijd achter mijn ideeën aankomt. Er zou een moment kunnen komen dat ik beelden maak zonder marmer, omdat het geen functie meer heeft. Geen idee, dat is onderdeel van het avontuur dat je aangaat.”

We lopen door naar de grootste installatie in de zaal: de Labogrigneur, een reeks grote witte beelden die bestaan uit buizen, of pijpen. Geen stilstaande machine maar een stilstaand of bevroren laboratorium.

“Nee, je zou het laboratorium een opvolger kunnen noemen van de machinekamer. In de Boterhal in Hoorn heb ik in 2005 een solotentoonstelling gehad, die bestond uit op zichzelf staande beelden, maar waren opgesteld als in een machinewerkplaats. Ze vormden zo als individuen toch één geheel. Je kon ze in willekeurige volgorde “gebruiken” om zo tot diverse “hersenproducten” te komen.

Nu is daar Labogrigneur. De diverse onderdelen vormen samen één geheel. Ze zijn op diverse manieren bij elkaar te plaatsen. Compacter of juist grootser. Intensiever of juist rustiger. Gevaarlijker of juist vrediger. In de machinekamer zorgt een bepaalde opstelling voor producten. Een ‘laboratorium’ is een verzameling voorwerpen waarmee je tot inzichten, conclusies, uitsluitingen enzovoorts kunt komen, mits ze goed gebruikt worden en je er de juiste wijze van denken aan toevoegt?”

 

Wat zijn dan die voorwerpen, wat is het juiste gebruik en die aanvullende manier van nadenken?

“Je denkt toch niet dat ik daar een antwoord op ga geven? Kan geven?

Door de complexiteit en diversiteit gebeurt er in dit beeld veel tegelijkertijd. De compositie is niet meer in één oogopslag duidelijk. Waar ik tot nu juist streefde naar overzichtelijkheid maak ik nu gebruik van complexiteit. Wanneer je om de Labogrigneur heen loopt, is elke blik op het beeld weer anders. De diverse onderdelen doorkruisen elkaar continu en maken zo steeds weer andere verbintenissen en geven andere betekenissen aan elkaar. Je zou die nieuwe verbintenissen en betekenissen een verdieping kunnen noemen. Maar die kunnen alleen ontdekt worden door de willige beschouwer, die uit is op een persoonlijke ervaring – of spirituele ervaring, om nog even terug te grijpen op de overeenkomst tussen kunst en religie.

 

Labogrigneur

Labogrigneur

 

 

 

 

 

 

 

“De Labogrigneur toont waar ik nu als beeldhouwer sta: ik gebruik allerlei materialen: marmer, hout, metaal, plastic. Ik combineer hier vormen: rond, vierkant, ovaal. Je zou kunnen zeggen dat allerlei onderdelen die de andere beelden afzonderlijk kenmerken, in dit beeld gezamenlijk terugkeren. En wat ik heel belangrijk vind, is dat de Labogrigneur van elke kant anders is. Het belangrijkste verschil tussen een beeld en een schilderij is dat een beeld driedimensionaal is.  Die kwaliteit probeer ik hier uit te buiten. De ovalen stalen vorm heeft een heel ander effect als je ervoor staat, dan wanneer je er van bovenaf doorheen kijkt. Dan wordt het een soort vergrootglas, zoals mijn dochter zei.”

 

Alles opnieuw in het wit, terug bij af.

“Dat lijkt zo. Dit beeld is helemaal gespoten met parelmoerlak, een ouderwetse, dure, licht doorzichtige lak, die je aanbrengt op een witte lak die op zijn beurt weer op een sterk hechtende grondverf is gespoten. De parelmoerlak zorgt voor een soort toplaag, die ervoor zorgt dat alle kleuren erin verzameld worden. Jij noemt het wit, maar dat klopt niet. Als je onder zonnige omstandigheden naar dit beeld zou kijken zie je een beetje rood, een beetje blauw, geel, heel subtiel. Het gevolg van deze diversiteit in kleuren is dat het beeld nergens hetzelfde oogt, waardoor het dynamisch wordt. Dat was precies wat ik wilde bereiken: de slangen die de onderdelen met elkaar verbinden moesten buigzaam lijken, sterker nog, ze moesten zelfs de suggestie wekken dat er vloeibaar materiaal doorheen stroomde. Dat is dankzij die parelmoerlak gelukt.

We hadden het eerder over het begrip ‘langzaam’. Dat begrip is zeker van toepassing op de Labogrigneur. Ik werk nu met verschillende materialen, met verschillende verfsoorten, met verschillende kleuren, met verschillende vormen. Het heeft heel veel tijd gekost  om al die verschillende eigenschappen van al die materialen te leren kennen, en ermee te leren werken. Dat vereist vakmanschap en het duurt jaren voor je dat bereikt. Of anders gezegd: het duurt jaren voordat je langzame beelden in een snelle tijd kunt maken.”

 

En wat zie je dan, als je naar die langzame beelden kijkt?

“Die vraag zou ik aan jou willen stellen. Wat zie jij dan?”

 

Werk dat op niets lijkt dat ik ooit gezien heb. Authentiek werk.

“Ja. Dat maakt het aantrekkelijk maar ook lastig te plaatsen, er is geen etiket op te plakken.  De authenticiteit is erg aantrekkelijk voor het publiek maar het duurt ook een tijd voor het publiek zich durft te vereenzelvigen met het werk, het durft toe te laten. Meermalen er mee in aanraking komen, langzaam aftasten om te komen tot een verbond.”

 

Met dit slotakkoord verlaten we de tentoonstelling. Monochronique, Gyroclaaf LG1, het angstaanjagende wit, de stilstaande machines en het verplaatsbare laboratorium. Ik heb het idee dat ik in ieder geval tijdelijk een beetje vat op deze beelden heb gekregen. Maar ik kan me voorstellen dat ik er volgende keer weer als een vreemde tegenover sta. Is dat erg?

“Nee.  De inhoud van het enkele beeld sijpelt door na het zien van meerdere werken en meerdere tentoonstellingen over langere tijd. Dat eist veel van mijn publiek; trouw, doorzetten, geloven in, met mij mee durven experimenteren en denken. Maar die uniciteit is, na het passeren van de eerste schroom, ineens echt fijn. Dit hoort bij mij, ik hoor daar bij, het past! Hier ligt mijn grote kracht maar dit is ook mijn achilleshiel. In deze zaken liggen mijn mogelijkheden maar ook mijn kwetsbaarheid. Ik heb mijn langzame publiek nodig want zonder publiek bestaat mijn langzame werk niet.”

 

Peter Henk Steenhuis is schrijver en publicist

Fotograaf Gerrit Heeres